SEARCH
You are in browse mode. You must login to use MEMORY

   Log in to start

Inleiding privaatrecht (Goederenrecht)


🇳🇱
In Dutch
Created:


Public
Created by:
Bas Dubbelman


0 / 5  (0 ratings)



» To start learning, click login

1 / 25

[Front]


Waar gaat het goederenrecht over?
[Back]


De relatie tussen een persoon en een goed.

Practice Known Questions

Stay up to date with your due questions

Complete 5 questions to enable practice

Exams

Exam: Test your skills

Test your skills in exam mode

Learn New Questions

Dynamic Modes

SmartIntelligent mix of all modes
CustomUse settings to weight dynamic modes

Manual Mode [BETA]

The course owner has not enabled manual mode
Specific modes

Learn with flashcards
Listening & SpellingSpelling: Type what you hear
multiple choiceMultiple choice mode
SpeakingAnswer with voice
Speaking & ListeningPractice pronunciation
TypingTyping only mode

Inleiding privaatrecht (Goederenrecht) - Leaderboard

1 user has completed this course

No users have played this course yet, be the first


Inleiding privaatrecht (Goederenrecht) - Details

Levels:

Questions:

41 questions
🇳🇱🇳🇱
Waar gaat het goederenrecht over?
De relatie tussen een persoon en een goed.
Wat zijn de verschillen tussen het goederenrecht en het verbintenissenrecht?
Goederenrecht: - Absolute rechten - Gesloten systeem (numerus clausus, limitatief aantal rechten) Verbintenissenrecht: - Relatieve rechten (geen absolute werking) - Open systeem
HR Blaauboer/Berlips
De persoonlijke verplichtingen van een goed gaan niet over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke rechten ten aanzien van een goed (in tegenstelling tot verplichtingen), gaan wel over op de verkrijger van dat goed onder bijzondere titel. Dit wordt dan ook wel een kwalitatief recht genoemd (zie art. 6:251 BW).
Wat zijn absolute en exclusieve rechten?
Absoluut: ze gelden tegenover eenieder Exclusief: men onthoudt zich van handelen en anderen kunnen worden uitgesloten van inmenging m.b.t. het goed.
Wat wordt er bedoeld met droit de suite (zaaksgevolg), de prioriteitsregel en separatisme?
Droit de suite: de rechten die je op een goed hebt kun je uitoefenen, ongeacht hoe ver het goed zich van je bevindt Prioriteitsregel: de persoon die als eerste een goederenrechtelijk recht op een goed heeft, moet gerespecteerd worden door de persoon die later een goederenrechtelijk recht op het goed verkrijgt Separatisme: schuldeiser met goederenrechtelijk recht gaat altijd voor andere schuldeisers
Welke vraag moet gesteld worden bij art. 3:4 lid 1 BW?
Is de zaak incompleet zonder het bestanddeel?
HR Portacabin
Er moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover dit naar buiten kenbaar is.
Wat zijn afhankelijke rechten? Waar staat dit gedefinieerd?
Art. 3:7 BW. Denk hierbij aan het recht op hypotheek. Het recht op hypotheek is een afhankelijk recht m.b.t. het recht op naam (de lening). Het recht op hypotheek komt immers te vervallen nadat de persoon de lening afbetaalt.
Wat zijn registergoederen?
Registergoederen (art. 3:10 BW) zijn goederen die voor overdracht of vestiging ingeschreven moeten zijn bij de daartoe bestemde openbare registers. Bijv.: - Art. 3:89 BW - Art. 3:96 BW
Wat is een authentieke of onderhandse akte?
Een akte is (volgens art. 156 Rv) een ondertekend geschrift dat als bewijs dient. Een authentieke akte is een akte opgesteld door een ambtenaar of iets soortgelijks (art. 156 lid 2 Rv). Deze weegt bewijsrechtelijk zwaarder. Een onderhandse akte is alles wat een authentieke akte niet is (art. 156 lid 3 Rv). Hier kan je denken aan een koopovk, etc.
Wat is te goeder trouw?
In art. 3:11 BW is een negatieve bepaling opgenomen. De wetgever zegt dat de goede trouw ontbreekt wanneer een persoon de feiten of het recht kende of had behoren te kennen (redelijkerwijs had kunnen weten, subjectieve toets).
In welke twee vormen komen rechten?
De rechten: 1. Volledige rechten (eigendom en toebehoren van vermogensrechten) 2. Beperkte rechten (rechten die afgeleid zijn uit een meer omvattend recht) - Zekerheidsrechten (zekerheid ter nakoming) - Genotsrechten (rechten die het juridische leven makkelijker maken) Zo kan uit eigendom een beperkt recht afgeleid worden.
Wat zijn bezit en houderschap?
Bezit (art. 3:107 lid 1 BW): uiterlijke machtsoefening als eigenaar - Onmiddellijk: je hebt het goed direct onder je (geen houder in het spel) - Middellijk: wanneer een houder in het spel is (fiets bijv. uitgeleend) Houderschap (art. 107 lid 4 BW): men oefent de macht uit voor een ander - Onmiddellijk: je houdt een fiets voor je vriend - Middellijk: je hebt je vriend zijn fiets naar de fietsenmaker gebracht
Wat bepaalt art. 3:125 BW?
Dat een bezitter in beginsel dezelfde acties kan uitoefenen als een rechthebbende.
Hoe kan iemand bezit verkrijgen?
Art. 3:112 BW stelt dat men bezit verkrijgt bij inbezitneming, overdracht en opvolging onder algemene titel.
Hoe kan bezit overvloeien in andermans bezit?
Art. 3:114 BW: de feitelijke overhandiging van een goed. Art. 3:115 sub a BW (C.P.): bezit wordt overgedragen maar blijft bij de vervreemder Art. 3:115 sub b BW (BM): de houder wordt bezitter Art. 3:115 sub c BW: (LM): de overdracht vindt plaats via een houder
Hoe verkrijgt men onder algemene en bijzondere titel?
Algemene titel (art. 3:112 jo. 3:80 BW): - Erfopvolging, boedelmenging, fusie en splitsing van rechtspersonen Bijzondere titel (art. 3:80 BW): - Overdracht - Verjaring - Onteigening - Overige in de wet
Welke twee vormen van eigendomsverkrijging zijn er?
Twee vormen: - Originaire wijzen van eigendomsverkrijging - Recht ontstaat bij nieuwe verkrijgen (verjaring, schatvinding, vinderschap, etc.) - Derivatieve wijzen van eigendomsverkrijging - Verkrijging van een rechtsvoorganger (overdracht en vestiging van een beperkt recht)
De overdraagbaarheid van een goed komt in een aantal voorwaarden, noem die.
De voorwaarden: - Overdraagbaarheid (art. 3:83 BW) - Beschikkingsbevoegdheid (art. 3:84 BW) - Nemo plus tenetur-beginsel: je kunt niet overdragen wat je zelf niet hebt - Titel (art. 3:84 BW) - Levering (art. 3:84 BW)
Leg de levering nader uit (art. 3:84 BW).
De leveringshandeling: - Registergoederen: art. 3:89 BW - Roerende zaken: art. 3:90 feitelijk, BM, LM, C.P. - Vorderingen op naam: openbare cessie (art. 94 lid 1 BW) - Vorderingen op naam: stille cessie (art. 94 lid 3 BW)
In welke gevallen kan de titel gebrekkig zijn?
Bij: - Art. 3:40 BW - Wilsgebreken (art. 6:228 jo. 3:44 jo. 3:53 BW)
Benoem de beperkte rechten.
Beperkte rechten met genotsfunctie: - Vruchtgebruik - Erfdienstbaarheid - Erfpacht - Opstalrecht Beperkte rechten met zekerheidsfunctie: - Pand - Hypotheek
Naar welk artikel kijken we bij de vestiging van beperkte rechten op bezit?
Art. 3:98 BW bepaalt dat de gehele overdrachtsprocedure van eigendom geldig is voor de vestiging en overdracht van een beperkt recht. Bijv. bij de vestiging van vruchtgebruik op een auto: - Auto is in eigendom overdraagbaar (art. 3:83 BW) - Geldige titel (ovk tot vruchtgebruik, art. 3:84 BW) - Beschikkingsbevoegd (art. 3:84 BW) - Levering (art. 3:84 jo. 3:90 jo. 3:114/115 BW)
Wat zijn je opties bij het vestigen van erfdienstbaarheid?
De opties: - Een obligatoire ovk (niet handig, indien verkoop huis, want relatief recht) - Erfdienstbaarheid vestigen (art. 5:70 BW, handig bij verkoop, want zaaksgevolg) - Kwalitatieve verplichting bedingen (art. 6:252 BW, erfdienstbaarheid zonder heersend erf) - Kettingbeding (doorgeven van doen of laten per beding, beding kan verbroken worden)
Definieer vruchtgebruik.
Vruchtgebruik: - Art. 3:201 BW - Kan op alle goederen gevestigd worden (erfpacht enkel onroerende zaken) - Indien niks is overeengekomen, art. 3:207 BW - Restitutieplicht (lever het goed af zoals het was, art. 3:225 BW) - Duur is niet oneindig (art. 3:203 lid 2 BW)
Definieer het recht van opstal.
Opstal: - Art. 5:101 e.v. BW - Art. 5:103 BW geeft bevoegdheden om goed gebruik te maken van opstal - Afhankelijke opstal: - Recht van opstal is afhankelijk van een ander recht - Oneindige duur (tenzij...) - Indien beëindiging opstal --> natrekking voor eigenaar (art. 5:105 lid 1 BW)
Definieer de verschillen tussen volledige beschikkingsonbevoegdheid en beperkte beschikkingsonbevoegdheid.
Volledige beschikkingsonbevoegdheid: - De overdrager/vestiger is in zijn geheel niet bevoegd om een goed over te dragen/een beperkt recht te vestigen. - Bijv. huurder die wil verkopen/bruiklener die pandrecht wil vestigen Beperkte beschikkingsonbevoegdheid: - De overdrager/vestiger is in beginsel daartoe wel bevoegd, maar hij is niet bevoegd om onbezwaard het goed over te dragen of er een beperkt recht op te vestigen omdat er reeds een beperkt recht op het goed rust. - Zorgt voor een bezwaarde overdracht (niet in geheel nietig dus)
Wat moet je jezelf afvragen indien aan alle voorwaarden van art. 3:84 BW is voldaan bij de derdenbescherming (beschikkingsonbevoegdheid)?
1. Om welk type goed gaat het? - Roerende zaak (art. 3:86 / 3:238 BW) - Ander goed (zie art. 3:88 BW) 2. Om welk recht gaat het? - Pandrecht (art. 3:238 lid 1 of 2 BW) - Ander recht (art. 3:86 lid 1 of 2 BW) 3. Welke beschikkingsbevoegdheid? - Volledige: lid 1 - Beperkte: lid 2
Waar kijk je bij derdenbescherming bij een roerende zaak of niet-registergoed?
Zie dan art. 3:86 BW: - Er is sprake van beschikkingsonbevoegdheid (geen titel- of leveringsgebrek) - Anders dan om niet (tegen een redelijke tegenprestatie) - Te goeder trouw (art. 3:11 BW)
Definieer de derdenbescherming bij vordering op naam of registergoed.
Art. 3:88 BW: 1. Te goeder trouw (art. 3:11 jo. 3:88 BW) - Geen te goeder trouw bij registergoed, indien: traceerbaar gegeven - Denk hierbij aan het opzoeken in de openbare registers 2. Beschikkingsonbevoegdheid moet voortvloeien uit een ongeldige titel/levering van een eerdere overdracht
Definieer het fiduciaverbod.
O.g.v. dit verbod zijn twee overdrachtstitels ongeldig: - De titel die strekt tot zekerheidsoverdracht (fiducia cum creditore) - De titel die strekking mist het goed in het vermogen van de verkrijger te doen vallen (fiducia cum amico) Het gevolg: ovk met fiduciaire strekking kan niet fungeren als titel voor overdracht van een goed (zie art. 3:84 lid 3 BW).
HR Teixeira de Mattos
HR: Wanneer iemand zijn eigendomsrecht op een zaak uit een hoeveelheid soortgelijke zaken erkend wil zien, hij precies en nauwkeurig moet kunnen aantonen welke zaak aan hem toebehoort. De zaak moet te onderscheiden zijn van andere zaken en voldoende identificeerbaar zijn.
HR Pos/Van den Bosch
Feiten: VdB pacht sinds 1954 een stuk weiland van Gerrit Brouwer. In een clausule: indien Brouwer + zussen overlijden, heeft VdB recht op om de grond en boerderij te kopen. Alle zussen overlijden, behalve eentje. Zij schenkt de boerderij + grond aan Pos. Pos accepteert terwijl hij weet van de clausule. De laatste zus overlijdt. VdB wil de boerderij kopen, maar hij merkt dat de boerderij aan Pos geschonken is. Pos werkt niet mee, VdB --> OD. Hof: Pos heeft misbruik van de omstandigheden gemaakt, hij oefende een grote invloed uit op de laatste zus. Pos begaat OD jegens VdB. HR: Pos begaat OD, want: - Pos wist van de optie en wist van het aanmerkelijke nadeel van VdB - Pos had een bijzondere vertrouwenspositie tegenover de laatste zus (86 jaar)
HR Curacao/Erven Boyé
HR: Of het Eilandgebied verplicht was het beding te eerbiedigen kan slechts worden vastgesteld aan de hand van de verdere omstandigheden van het geval, zoals het antwoord op de vragen of het Eilandgebied bij aankoop het beding kende en zich van de strekking daarvan bewust was, en of te dier zake toen op het Eilandgebied een onderzoeksplicht rustte, terwijl ook van belang kunnen zijn de ernst van het nadeel dat de erven Boye als gevolg van doorbreking van dat beding lijden en de voorzienbaarheid van dit nadeel op het moment van aankoop, als ook de mate waarin het Eilandgebied de wanprestatie van AR-CU heeft beïnvloed en de rol die de mogelijkheid van het profiteren daarvan bij de aankoop van de plantage voor het Eilandgebied heeft gespeeld.
HR Damhof/Staat
HR: Nederland kent m.b.t. de overdracht van eigendom een causaal stelsel, dat wil zeggen dat voor eigendomsoverdracht altijd een geldige titel vereist is.
HR Sogelease
HR: Deze maatstaf heeft in de eerste plaats betrekking op de fiducia cum amico, maar dat hij, indien in het onderhavige geval toegepast, niet tot ongeldigheid van een ovk als waarvan hier sprake is, zou leiden Sale & lease back valt niet onder het fiducia-verbod, mits: - Meer afgeleid worden aan de betaalde koopprijs, deze dient min of meer even hoog te zijn als de vordering waarvoor hij tot zekerheid dient - Er geen sprake is van fragmentatie van eigendom. Wat verbintenisrechtelijk is vastgelegd krijgt niet zonder meer goederenrechtelijke werking
HR Oryx/Van Eesteren
Feit: Onoverdraagbaarheidsbeding HR: Het verpandingsverbod staat in de weg aan de geldigheid van verpanding. Art. 3:83 lid 2 BW brengt met zich mee dat de overdraagbaarheid van een vordering kan worden uitgesloten. Overdracht in strijd met zo'n beding levert niet alleen wanprestatie van de gerechtigde tot de vordering t.o.v. zijn schuldenaar, maar heeft ongelding van die overdracht tot gevolg. Krachtens art. 3:98 BW geldt dit ook voor verpanding. Ofwel: Onoverdraagbaarheidsbeding geldt ook in het goederenrecht. Elands en Van Eesteren hebben geluk met het beding.
HR Coface/Intergamma
De rechtsvraag: wanneer is er sprake van een on-overdraagbaarheidsbeding als bedoel in art. 3:83 lid 2 BW en wat zijn de gevolgen? HR: inkoopvoorwaarden hoeven niet in de weg te staan aan een rechtsgeldige cessie. Uit de bewoordingen van de inkoopvoorwaarden bleek dat partijen de overdraagbaarheid van de vorderingen goederenrechtelijk niet uit hebben willen sluiten. Er is slechts een obligatoir verbod overeengekomen. De cessie is dan ook ondanks de inkoopvoorwaarden rechtsgeldig. Bovendien was niet door AFK Holland de schijn gewekt dat zij bevoegd was om betalingen namens AFK Duitsland te ontvangen
Definieer de vormen van het recht op pand.
Pand: - Vuistpand: goed waar het recht op gevestigd is, is in macht van de pandhouder (art. 3:236 BW) - Stille pandrecht: middels authentieke of onderhandse akte is er een pandrecht gevestigd (art. 3:237 BW)
Definieer de actoren bij cessie.
Cedent: overdrager Cessionaris: verkrijger Schuldenaar van de vordering: debitor cessus