SEARCH
You are in browse mode. You must login to use MEMORY

   Log in to start

level: 1.5 Neurale regulatie

Questions and Answers List

level questions: 1.5 Neurale regulatie

QuestionAnswer
actiepotentiaalimpuls; ontstaat wanneer de membraanpotentiaal afneemt tot de drempelwaarde (-50 mV)
alles-of-nietsprincipebij een heel zwakke prikkel kan een neuron het verschil in elektrische lading van het celmembraan handhaven doordat er te weinig Na+-kanalen openen waardoor er onvoldoende Na+-ionen naar binnen kunnen stromen en de drempel van –50 mV niet wordt gehaald
summatiedepolarisaties die bij elkaar opgeteld samen de drempelwaarde kunnen overschrijden waardoor er een actiepotentiaal kan ontstaan
drempelwaardespanning van de membraanpotentiaal van een neuron (–50 mV) waarbij er een impuls of actiepotentiaal ontstaat
prikkeldrempelkleinste sterkte van een prikkel die een impuls veroorzaakt
hyperpolarisatiede membraanpotentiaal is na de repolarisatie even lager dan –70 mV doordat de K+-kanalen na een actiepotentiaal vertraagd sluiten
exciterende postsynaptische potentiaal (EPSP)kleine depolarisatie van het postsynaptische membraan die ontstaat doordat neurotransmitters zich binden aan receptoreiwitten waardoor Na+- kanalen en K+-kanalen opengaan
relatieve refractaire periodeperiode waarin een impuls alleen bij een extra grote prikkel kan ontstaan (tijdens de hyperpolarisatie)
natrium-kaliumpompionenpomp in het celmembraan waarvan de transporteiwitten actief natriumionen de cel uit transporteren en kaliumionen de cel in transporteren met behulp van energie uit ATP
presynaptisch membraanuiteinde van een axon van een neuron
saltatoire impulsgeleiding (sprongsgewijze impulsgeleiding)impuls ‘springt’ van insnoering naar insnoering bij een uitloper met een myelineschede doordat alleen bij de insnoeringen ionentransport plaatsvindt
impulssterktegrootte van de verandering die optreedt in de elektrische lading van het celmembraan van een neuron
depolarisatieminder negatief worden van de membraanpotentiaal door het binden van neurotransmitters of door het toedienen van een prikkel op een bepaalde plaats van het celmembraan van een neuron
absolute refractaire periodeperiode waarin er geen nieuwe impuls kan ontstaan (vanaf het overschrijden van de drempelwaarde van -50 mV tot en met de repolarisatie)
postsynaptisch membraanmembraan van de doelwitcel van een neuron
K+-kanalenionkanalen in het celmembraan van een neuron die K+-ionen doorlaten
repolarisatiedeel van de actiepotentiaal waarbij de membraanpotentiaal weer negatief wordt door het transport van K+-ionen naar buiten
Na+-kanalenionkanalen in het celmembraan van een neuron die Na+-ionen doorlaten
inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP)kleine hyperpolarisatie van het postsynaptische membraan die ontstaat doordat neurotransmitters zich binden aan receptoreiwitten waardoor er porie-eiwitten voor K+- ionen en/of Cl–-ionen opengaan, maar de porie-eiwitten voor Na+-ionen dicht blijven
impulsfrequentiehet aantal impulsen dat per tijdseenheid (per seconde) door een neuron wordt geleid
rustpotentiaalde negatieve elektrische spanning van –70 mV over het membraan bij alle neuronen die geen impuls geleiden